Kunst in de openbare ruimte:
politieke voetangels en klemmen
Wie als kunstenaar een beeld in de buitenruimte wil realiseren, krijgt naast het benaderen van private sponsoren en fondsen vroeg of laat ook met de politiek te maken: gemeentebesturen dienen toestemming te geven, bestemmingsplannen moeten gewijzigd worden, en last nut not least beïnvloeding van de publieke opinie blijkt noodzakelijk. Bij dat laatste kan de pers een handje helpen of juist tegenwerken.
Door Etienne Boileau
Drie projecten zijn door mij onder een vergrootglas gelegd. Het eerste, het Observatorium Nieuw Terbregge van de kunstenaarsgroep Observatorium, werd zo’n twaalf jaar geleden gerealiseerd langs de A20 in de inbreidingswijk Nieuw Terbregge in Rotterdam. Het is wonderwel behouden gebleven en van zijn tijdelijke status verlost. Het idee voor een Nationaal Gastarbeidermonument van Hans van Houwelingen stad bleek - hoe idealistisch ook - een brug te ver voor de Rotterdamse politiek. In beide gevallen ging het om het idee een bestaand kunstwerk van een nieuwe betekenis te voorzien en om te bouwen naar een monument. Dat gastarbeidermonument kwam er uiteindelijk wel in Rotterdam, niet op de Coolsingel maar op het Afrikaanderplein in de vorm die Hans van Bentem ervoor had ontworpen. Hoewel deze drie projecten zeker niet identiek zijn, was er in het geval van het Observatorium en het beeld van Naum Gabo flinke politieke weerstand. Van Houwelingen’s idee om het beeld van Naum Gabo aan de Coolsingel te restaureren en tot gastarbeidermonument te verheffen stuitte op hevige weerstand in de Rotterdamse politiek. En ook kunstenaarsgroep Observatorium ondervond tegenstand vanuit een locale bewonersvereniging, die mordicus tegen verlenging van de tijdelijke status van het bouwwerk was. En toch lukte dat laatste wel, terwijl van Houwelingen’s concept zelfs nooit in de uitvoeringsfase is beland. Het ontwerp van Van Bentem kwam merkwaardigerwijs zonder slag of stoot door de ontwerpfase en werd ook daadwerkelijk uitgevoerd. Je vraagt je af, alles overziende, of de stedelijke politiek niet een stuk meer in de melk te brokkelen heeft dan de locale. En of het al dan niet slagen van een opdracht toch ook niet in grote mate afhangt van de aanpak die de betrokken kunstenaar hanteert.
Observatorium Nieuw Terbregge
Ruud Reutelingsperger: “Het idee voor een observatorium ontstond na een gesprek met de projectontwikkelaar van de wijk. Die wilde graag een geschenk aan de nieuwe bewoners geven in de vorm van een beeld. Wij stelden een observatorium voor boven op de geluidswal langs de A20 die tot stadspark zou worden ingericht. Het zou een uitkijkpost worden, een toegangspoort tot de stad van gerecyclede vangrails en asfalt. Van hetzelfde materiaal zou er aansluitend een paviljoen komen waar mensen elkaar konden ontmoeten en dingen konden gebeuren. Al na een eerste presentatie ging de projectontwikkelaar akkoord. Aangezien Rotterdam binnen een jaar Culturele Hoofdstad zou worden, moest er wel snel gehandeld worden. Het stadsdeel Hillegersberg, waar Nieuw Terbregge onder valt, gaf op verzoek van de projectontwikkelaar versneld toestemming om het tijdelijke bouwwerk drie jaar te laten staan. Toen het eenmaal gereed was, trok het in het eerste jaar al honderden bezoekers en architecten. En er verschenen lovende commentaren in architectuurbladen. Van de bewoners in de nieuwbouwwijk kwam echter weinig reactie; sommigen waren zelfs sceptisch. Mensen die over de snelweg reden, zagen het monument wél als een ijkpunt, een soort toegangspoort tot de stad Rotterdam, zoiets van: ’Kijk nou zit ik in Rotterdam. ’ Na twee en een half jaar vertelde het stadsdeel ons dat ze het observatorium graag wilden behouden. Toen hebben wij gezegd dat er dan wel wat met het aansluitende paviljoen moest gebeuren. De tijdelijke fototentoonstelling die er vanaf het begin in georganiseerd was, was inmiddels verdwenen en er was niets nieuws voor in de plaats gekomen. Tegelijkertijd zette Terbregge’s Belang, de bewonersorganisatie van Oud en Nieuw Terbregge, een zware lobby vanuit het bestuur op om het observatorium weg te krijgen. Volgens de bestuurders begrepen veel bewoners het niet, zagen het als een hoop detonerend afval; ze ergerden zich er gruwelijk aan. De toenmalige voorzitter van het stadsdeel, die door alle tegenwerking knikkende knieën kreeg, wijzigde haar standpunt en gaf mee: ‘als de mensen het bouwwerk niet meer in hun wijk willen, dan moet het maar weg’. Maar er was gelukkig ook een positief geluid te horen onder een ander deel van de bewoners, dat het kunstwerk wél op z’n merites kon beoordelen en het wilde behouden. Ook die groep benaderde de stadsdeelvoorzitter. Daarnaast verschenen er in de buurtkrant van bewonersvereniging Terbregge’s Belang - welke onder de redactie van een voorstander verscheen - diverse positieve stukken over het belang en de functie van het Observatorium. Tijdens een door het stadsdeel geplande inspraakavond ontstond het idee om een oude droom van de bewoners van Oud Terbregge - een monument voor de voedseldroppings in Rotterdam tijdens WO II - te combineren met de wens om het observatorium te behouden. Wij hebben daar als kunstenaarsgroep onmiddellijk op ingehaakt en zijn gaan praten met de commissie die voorstellen had ontwikkeld voor zo’n monument. Ons idee was om in het paviljoen een groot beeld te plaatsen dat een vliegtuig vol met voedselkisten voorstelt. Daarvoor zou dan een gedenksteen en vlaggenmast komen. Met dat idee ging de commissie akkoord. Vervolgens hebben we de projectontwikkelaar benaderd, en die wilde het monument wel financieren. Het Stadsdeel hoefde zo nauwelijks bij te dragen; het diende alleen een onderhoudscontract te tekenen. Het stadsdeel gaf vervolgens toestemming voor het monument en paste het bestemmingsplan aan, waardoor de tijdelijke vergunning overging in een definitieve. Dit succes heeft zeker te maken met onze manier van werken. Die is altijd locaal-specifiek: we gaan uit van de plek en de mensen die er komen, en vertellen er een verhaal omheen in gewone mensentaal. We zien niet op tegen veel en langdurig overleg. De meeste plekken in de openbare ruimte hebben wel dertig eigenaren en iedereen wil z’n zegje doen. En in dat proces proberen wij iedere stem zoveel mogelijk te honoreren.”
Nieuwe betekenis beeld Naum Gabo
Hans van Houwelingen: “Het idee voor een gastarbeidermonument kwam oorspronkelijk van Zeki Baran, een Turkse PvdA’er die in de gemeenteraad van Rotterdam zit. Een paar jaar later, in 2009, kwam ik in het vizier en kreeg ik de opdracht van het CBK Rotterdam voor het ontwerp van het monument. Ik werd gekoppeld aan de schrijver Mohammed Benzakour. Vervolgens kregen we een soort van locatie toegewezen aan het Afrikaanderplein. Zoals vaker ben ik eerst research gaan doen. Ik vroeg me af waar die vraag om een gastarbeidermonument nu ineens vandaan kwam. Het bleek dat de nazaten van gastarbeiders er behoefte aan hadden en dat ook een belangrijk deel van de Rotterdamse politiek (met name de PvdA) een gastarbeidermonument wilde. Toch had ik er zo mijn twijfels bij in hoeverre de stad Rotterdam zich werkelijk wilde afficheren als een stad die de gastarbeiders een monument waardig vindt, want het gastarbeiderschap van toen heeft zich langzaamaan ontwikkeld tot de migrantenproblematiek van nu. Met het monument wilde ik de geschiedenis van de gastarbeider in Rotterdam koppelen aan het denken over de wederopbouw van die stad. Zo kwam ik bij het uit 1957 daterende beeld van Naum Gabo op de Coolsingel uit. Het is het eerste abstracte kunstwerk in de openbare ruimte, en ook nog eens heel transparant. Gabo had in zijn tijd als constructivistisch kunstenaar modernistische idealen over de wereld en de toekomst. Toen het klaar was, vertelde Gabo dat het monument de energie symboliseert die de stad Rotterdam laat herrijzen uit de as van de oorlog. En hij voegde eraan toe: ‘Ik geef het publiek het recht tot oordelen, wat betekent het recht tot zichzelf te zeggen: is mijn verhouding tot het werk bevredigend, brengt het mij nader tot de wereld?’ De Rotterdamse bevolking heeft het beeld echter nimmer met de wederopbouw van de stad geassocieerd zoals dat met het beeld van Zadkine het geval was. Toch heeft het beeld van Gabo wel degelijk de geschiedenis van de wederopbouw meegemaakt. Een ander argument om er iets mee te doen was het feit dat het in een deplorabele staat verkeerde (en nog steeds verkeert, red.) . Mijn gedachte was om (nazaten van) gastarbeiders - toprestaurateurs - naar Rotterdam te halen en dat beeld te laten restaureren. Aan de uiterlijke vorm zou niets veranderen. Het beeld zou daarna door de staat tot Nationaal Gastarbeidermonument verklaard worden. De eigenaar van het beeld -een vastgoedconcern dat ook eigenaar is van het Bijenkorfgebouw - liet doorschemeren wel van het beeld af te willen en zegde zijn medewerking toe. De stad Rotterdam zou in mijn visie eigenaar worden. De restauratie kostte ongeveer zes ton en het vastgoedbedrijf wilde daar ook nog best een bijdrage aan leveren. Daarnaast waren andere partijen, waaronder een aantal kunstinstellingen en een havenbaron bereid tot financiering en zo het benodigde bedrag op tafel te leggen. In de tussentijd had ik allerlei mensen benaderd die de totstandkoming van het monument inhoudelijk wilden ondersteunen. Het ging er dus alleen nog maar om of de stad Rotterdam het werk zou accepteren en bereid was te erkennen dat het Gastarbeidermonument in deze wederopbouwsculptuur zou huizen. Je zou denken dat de eigenaar van het beeld het hier voor het zeggen heeft, maar dat pakte heel anders uit.
Tot mijn verbazing claimde SIR (Sculpture International Rotterdam) het recht op het denken over het beeld en maakt bezwaar: ‘Dat beeld is weliswaar niet ons eigendom, maar wij beheren namens de gemeente Rotterdam het gedachtegoed.’ Op een bepaald moment werd me duidelijk dat SIR en de gemeente de handen ineen hadden geslagen om ons plan om zeep te helpen. Tussen CBK - mijn opdrachtgever - en SIR die juist tegenwerkte, bleek enorm veel rivaliteit te bestaan. Tegen de afspraak in werd gelekt naar de pers om tegenstand te mobiliseren. Leefbaar Rotterdam had in 2008 al laten weten: ‘als dit gebeurt, gaan wij actie ondernemen, dan richten wij een monument op voor de verjaagde Rotterdammer’. Er werd met adviesrapporten gesjoemeld en er waren een aantal belangrijke mensen met verschillende petten op. Volgens mij durfde de verantwoordelijke wethouder het project niet aan, maar kon of wilde dat niet openlijk op politieke gronden afwijzen en dus deed SIR dat op artistiek-inhoudelijke gronden: het beeld van Gabo mocht in zijn betekenis niet worden aangetast. Ik blijf het jammer vinden, want als Rotterdam zich zou realiseren dat het niet meer een stad van de Rotterdamse havenarbeider is, maar een multiculturele stad zoals alle grote steden, dan zou zij zich van haar moderne kant laten zien. Internationaal zou het ook een bijzonder monument geweest zijn. Het zou een monument geweest zijn voor alle landen waar gastarbeiders een rol hebben gespeeld, en migratie actueel is.”
Monument voor de Gastarbeider
De opdracht voor het gastarbeidermonument gunde het CBK uiteindelijk aan de kunstenaar Hans van Bentem. Zondag 10 november jl vond de onthulling van Het Monument voor de Gastarbeider plaats op het Afrikaanderplein in Rotterdam Zuid. Dat stadsdeel werd gekozen omdat het vanaf eind negentiende de plek was waar veel arbeidsemigranten neerstreken: eerst uit Noord-Brabant en Zeeland en later uit de landen waaruit gastarbeiders werden gecontracteerd. Het Monument voor de gastarbeider is vooral bedoeld om waardering uit te spreken richting al die gastarbeiders.
Van Bentem: “Toen ze twee jaar geleden bij me kwamen, waren ze al vier jaar bezig geweest zonder dat het iets had opgeleverd. Er was daarom haast geboden. Het CBK kwam benaderde me omdat ze mijn manier van werken kenden; ze zagen bij mij een bepaalde flexibiliteit en openheid. Tijdens het ontstaanstraject van het monument was ik voortdurend in dialoog met alle betrokken partijen, waardoor er uiteindelijk een vruchtbare voedingsbodem is ontstaan. Diverse partijen hadden er zo hun ideeën over en het project had ook een negatieve voorgeschiedenis, maar ik zag geen bezwaren. Ik hoefde immers alleen te overleggen met het CBK en met betrokkenen, niet met SIR. In eerste instantie ben ik uitgegaan van het klassieke idee van een kolom of obelisk, een soort Denkmahl als monument. Dat heb ik in drie delen vertaald. De basis is van steen (granito) in een zuidelijke vormgeving: een pilaarbasement dat tevens een zitelement is. Verticaal door de kolommen heen heb ik andere kleurbanen gebruikt. Daarop staat een staalconstructie - de vorm loopt in een open structuur door – welke industrieel vervaardigd is: een verwijzing naar de noeste hardwerkende gastarbeiders die in het verleden in de Rotterdamse industrie werkten en dat nog steeds doen. Die open structuur heb ik gekozen als symbool voor het integratieproces dat nooit af is, maar dat eeuwig doorgaat. Bovenop staat een bronzen, vergulde top in de vorm van een zon of ster. Het beeld heeft ook iets feestelijks waardoor het een soort eerbetoon wordt. Bijzonder is ook te vermelden dat de stenen sokkel van granito hier in Nederland is vervaardigd door een bedrijf dat oorspronkelijk door Italiaanse gastarbeiders in Nederland is opgericht. En natuurlijk is het ook een politiek beeld, alleen al vanwege het feit het vanuit de politiek geboren is. Het raakt aan het onderwerp van gastarbeiders en migranten met alle politieke connotaties die daarbij horen. Het monument werd heel goed ontvangen door de pers , en er was een enorme opkomst tijdens de onthulling. Eigenlijk was het één groot feest met toespraken, veel muziek en allerlei optredens.”
Copyright 2013 © Etienne Boileau
|