De natuur als beeldhouwer  

Sjoerd Buisman houdt zich al meer dan veertig jaar bezig met groeiprocessen die zich in de natuur afspelen. De abstracties die daaruit voortkomen zijn kernachtig en uitermate fraai gestileerd. Buisman is een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van dit moment. Zijn volstrekt unieke oeuvre staat op eenzame hoogte. 


Tekst: Etienne Boileau

Een fabriekspand uit de negentiende eeuws in de Amsterdamse Pijp biedt onderdak aan het atelier van Sjoerd Buisman (Gorinchem,1948). Hij heeft  Armando als gast in zijn atelier. Een hoge ruimte vol schilderijen en sculpturen, achterin een grote werkbank; daar is het werkgedeelte van Buisman. Er omheen aan de wanden grote bronzen beelden met vertakkingen die de ruimte insteken. Sommige zijn gemerkt met een roze stikker; die werken gaan te zijner tijd naar het CODA in Apeldoorn voor zijn overzichtstentoonstelling. Naast de nodige bronzen sculpturen zijn er in het museum ook enkele werken van hout en papier-maché te zien, en een paar heel vroege groeiwerken. Eén van die werken betreft een met tarwe begroeide molton achter glas uit ‘69.

Experimentele groeiwerken
Voor zijn onderzoek naar groeiprocessen van bomen en planten voerde  Buisman jarenlang allerlei speelse en kunstmatige ingrepen uit. Zoals het Phototropic Growth Object uit ’69, dat bestond uit tarwezaad dat in een verduisterde kamer scheefgroeide omdat het neonlicht op de grond was geplaatst.
Buisman: “Mijn vroege groeiwerken stonden ook vaak in vitrines, een soort kassen als referentie aan een natuurhistorisch museum, waarin ik met levende planten werkte. Daarin stelde ik dan takken ten toon die ik zelf had laten groeien. In één van de vitrines hier, die ook naar het CODA gaat, zie je een wilgentak waarin ik in een vroeg stadium een knoop heb gelegd. Het heeft een jaar of vijf geduurd voordat die tak de volwassen vorm kreeg die hij nu heeft. Op dat moment, in ’76, heb ik het proces bevroren, de tak uit de boom gezaagd en in een vitrine geplaatst.”
Voor zijn groeiwerken experimenteerde Buisman ook met pompoenen waar hij een leren riem omheen deed en die daarna doorgroeiden. Veel van deze originele werken uit de jaren zestig en zeventig zijn in de collecties van de belangrijkste Nederlandse musea opgenomen. Soms in de vorm van een bronzen afgietsel- zoals in het geval van de pompoen -, maar vaker nog in een fotografische documentatie of een tekening.
Buisman: “Toen ik 23 was werd ik gevraagd voor de Biennale de la Jeunesse in Parijs. Daar heb ik een verduisterde fototropische groeikamer gemaakt, waarin het licht bepalend was voor de groeirichting van planten. In een andere verduisterde kamer had ik linzen ingezaaid die als een soort spaghetti over de grond heen groeiden. Het rook er naar vochtige aarde, en dus behoorlijk muf. Het was een geweldige ervaring en mijn werk werd daar goed ontvangen in een internationaal gezelschap.”

’En uiteindelijk laat ik de natuur toch weer haar gang gaan’

Plastische gebeurtenissen
Begin jaren tachtig maakte Buisman een omslag en begon te werken met hout en papier. Hij maakte toen ook al tekeningen van planten.
In die periode doken er de eerste beelden in de vorm van spiralen in zijn werk op: gemaakt van hout en papier met papier maché, waarmee hij ze de suggestie van de doorsnede van een boom kon geven. Waardoor kwam die omslag ?
Buisman: “In de jaren zeventig werd ik tijdens een tournee langs Engelse musea door de Engelse pers steeds meer gezien als een ‘Dutch photographer’, want veel van mijn groeiwerken waren voornamelijk in opeenvolgende stadia op foto vastgelegd. Ik ben van oorsprong helemaal geen fotograaf, dus dat ging me tegenstaan en daarom ben ik me op iets nieuws gaan richten. Ook wilde ik meer grip hebben op het creatieve proces. In de jungle van Venezuela had ik al groeispiralen en palmen getekend, wat me op het idee bracht om houten spiralen te maken. Ik ontdekte dat het innerlijk van een plant eigenlijk ook een spiraal is waar omheen de knoppen staan of geordend zijn; een dergelijke verschijnsel heet phyllotaxis.”
Voor het Beeldhouwerssymposium dat in ’84 plaatsvond in de Haarlemmerhout maakte Buisman een spiraal uit losse beukenhouten delen, afkomstig van bomen uit dat stadsbos. Diverse kunstenaars, die later grote bekendheid kregen, werkten aan het symposium mee en maakten sculpturen die in grote harmonie met de natuur en het omringende bos geplaatst werden. Onder hen waren David Nash, Norman Dilworth, Andy Goldsworthy en Krijn Giezen.
Buisman: “Mijn beeld in de Haarlemmerhout was helemaal geen phyllotaxis, omdat de wetmatigheid waarmee de natuur zo’n spiraal vormt, in dat beeld ontbrak. Als de natuur z’n werk doet, kun je daar ongelooflijk veel materiaal uithalen. Kijk naar een boom die maretakken produceert - een parasiet met een soort gezwellen die prachtig uitlopen -, of een boom die wordt ingesnoerd door een andere waardoor er interessante tordures en vervormingen ontstaan. Dat soort fenomenen in de natuur noem ik ‘plastische gebeurtenissen’. Zo’n gebeurtenis levert vaak fraai materiaal op voor een beeld. De natuur wordt dan als het ware zelf beeldhouwer. Ik manipuleer die processen vervolgens een beetje en geef ze daarna sterk geabstraheerd weer. De natuur in zijn meest pure vorm weergeven, vind ik niet spannend; daar geniet ik van maar ik kan er in mijn werk niets mee. Groeiprocessen daarentegen fascineren me en ook het ‘decay’, het afsterven van bladeren en bomen. Het meest wezenlijke daarvan maak ik in mijn werk zichtbaar.”

‘De spiraalvorm als symbool voor levenskracht, groei en ontwikkeling’


Groeiprojecten
Buisman voerde de afgelopen jaren ook diverse groeiexperimenten uit in de buitenruimte. Voor een project in het Kröller-Müller museum op de Hoge Veluwe richtte Buisman in ’85 de Dennenwal op welke bestond uit een groot aantal dennen die hij onder een hoek van 60 graden in de grond had gezet over een lengte van 55 meter. De bomen leunden aan weerszijden tegen een houten frame van anderhalve meter hoog. Hoewel dit groeiproject niet helemaal voldeed aan de verwachtingen – her en der vielen er gaten in de bomenwal - laat een tekening uit de collectie van het Kröller-Müller zien wat de oorspronkelijke bedoeling was.
En dan de fenomenale tuin bij zijn huis in La Ferrière-Duval, Normandië. Daarvoor ontwierp Buisman een carrousel van leilindes die onder een hoek van 60 gr waren  geplaatst. Een ander groei-experiment op dat landgoed boeide de Schiedamse verzamelaar Ron Klein Breteler dermate dat hij Buisman vroeg hetzelfde experiment bij hem thuis in Schiedam uit te voeren.
Klein Breteler: “In mijn tuin staat een vier meter hoge koelreuteria. Die boom is door Sjoerd voorzien van een stuk of vijftien aluminium afgietsels van takken, afkomstig van een Libanon ceder. De afgietsels zijn aan de stam gemonteerd, als valse takken. Met de tijd groeit de stam door en overkapselt de aluminium takken. De titel van het werk is Presents to a tree. Nu steken die valse afgebroken takken nog recht naar buiten, maar op den duur worden ze langzamerhand opgeslokt.”

Bronzen beelden
Toch is Buisman vooral bekend vanwege zijn bronzen beelden waarvan er heel wat in de openbare ruimte staan. Zo staan er drie kubische kolommen voor het Merwede ziekenhuis in Dordrecht en tref je een in brons afgegoten groeivorm voor het stadhuis in Den Haag aan. Op één van zijn laatste tentoonstellingen in de Korenbeurs in Schiedam, vulde een megagrote phyllotaxis de gehele middenruimte. Daar zag je hoe ongelooflijk monumentaal en krachtig het werk van Buisman kan zijn.
Veel van zijn beelden zijn geënt op het fenomeen phyllotaxis, de spiraalvormige schikking van bladeren rond de stengel van een plant. Zijn er nog andere plantkundige groeivormen die hem inspireren?
Buisman: “Planten als crassula of senecio hebben bij mij ook wel tot interessante beelden geleid. Dat zijn een soort succulente planten, die zich in hun groei weer heel mooi splitsen in een soort kruisstand. Die hebben weer een andere phyllotaxis, want het is vooral het verschijnsel van de stand van de knoppen of bladeren rond een stengel of stam die ik in mijn werk laat zien: daar zit een zekere wetmatigheid in. Als je zo’n groeivorm analyseert en tekent kom je tot iets heel zuivers. Groeivormen heb ik in allerlei materialen uitgevoerd: hout, polyester, brons en papier en papier mache papier. Daaruit ontstonden dan weer rozetachtige werken en zelfs torens.” 

‘Groei en het proces van afsterving fascineren me’

Weer later kwam Buisman met een nieuwe serie beelden die hij ouroboros noemde, het Griekse symbool van de slang die in zijn staart bijt.
Buisman: “Dat symbool staat voor voortdurende vernieuwing en oneindigheid. Zo’n ouroboros-beeld bestaat uit spiraalachtige structuren van echte takken waar geen begin en eind aan zit. Dat kunnen rozentakken zijn, maar ook evengoed silphiumtakken die vierkant in doorsnee zijn, wat een vierkant werk oplevert. Voor ik ze in brons giet worden ze ingekapseld in gips, waarna het geheel in de oven gaat. Dan wordt al het hout dat in het gipsen ding zit, verbrand. Vervolgens wordt de holte die ontstaan is, gevuld met brons. Dit is de ‘bois-perdue-methode’.’’
Meer recentelijk raakte Buisman gebiologeerd door maretakken, in het Latijn ‘Viscum’ genoemd. Hun knoesten en uitgroeisels bleken interessante vormen. Bij sommige objecten verlengde hij de takken dusdanig dat hun uiteindes allemaal één richting op kwamen te staan, analoog aan het groeiproces van dividivibomen die scheef groeien vanwege een aanhoudende passaatwind.
Buisman: “Eenmaal in brons gegoten, zie je de enorme  detaillering en verfijning van zo’n maretak. Sommige objecten heb ik groen gespoten, wat ze onbedoeld brutaal maakt.”

Eigen kunstcollectie
Begin dit jaar was in de Haarlemse Vishal een overzicht uit de collectie van Buisman te zien, die vele honderden werken telt. Veel bekende namen als Hilgemann, Armando, Jacklin, Dilworth, Rückriem en Zorio. Van Zorio, een belangrijke representant van de Arte Povera, was er op die tentoonstelling een koeienvel waarin spijkers waren geslagen die het woord ‘Odio’ vormen, wat haat betekent in het Italiaans. Een tweetal poëtische damesschoenen van staal en metaalgaas van de Belgische conceptuele kunstenaar Ludwig Vandevelde, zouden evengoed onder de noemer Arte Povera kunnen vallen. En er waren op de tentoonstelling ook enkele constructivistische werken waaronder een tweetal objecten van Michael Jacklin. Beelden waarin het materiaalgebruik voorop stond, waren eveneens rijkelijk voorhanden, zoals een eenvoudig houten object van Balduin Romberg en een rookoventje van Krijn Giezen.
Buisman: “ Je ziet dat mijn verzameling beslist niet alleen om het thema natuur draait, al speelt dat thema wel een belangrijke rol. Neem dit reliëf van Marjan Bijlenga, opgebouwd uit stekels van een stekelvarken. De kleur van zo’n stekel loopt van licht naar donker. Bijlenga heeft de stekels in 64 vierkantjes aan elkaar verbonden en naar kleur gerangschikt. Een elegant en fragiel werkje: puur natuur. In de Vishal stond ook een hoog staketsel van David Nash, gemaakt van in elkaar geschoven boomtakken. Van hem had ik ook een tekening opgehangen een dode grove den, waarvan een groot aantal takken waren uitgevallen. Titel: Shedding-Pine. En dan was er ook nog een grafiettekening met gestileerde rozentakken van Norman Dilworth. Dilworth’s reactie op mijn bronzen objecten van rozendoorns. Heel bijzonder was dit werkje achter glas van Eva Fiore-Kovacovsky: een langzaam verkleurend stukje gras, dat ze heel systematisch heeft uitgespreid op een vel wit papier: Simpeler kan eigenlijk niet.”

Dan lopen we nog een keer door het atelier om te zien wat er zoal nog meer naar het CODA gaat. Veel is al ingepakt, zoals een gigantisch object van hout en papier maché, dat door Buisman is gedoopt tot Archimedes spiraal (’86). Buisman wijst al lopend nog een paar andere objecten aan en vertelt: “Deze felgroene Viscum Dividivi, komt voorop het boek te staan dat bij Waanders wordt uitgegeven en tegelijkertijd met de tentoonstelling verschijnt. En wat je hier niet ziet, zijn de werken die in de het CODA van mij in eigen collectie heeft, een stuk of twintig; daar komen er ook de nodige van op de tentoonstelling. Verderop staat een Phyllotaxis Baroque, een massief eiken sculptuur, die in het CODA een pendant van lindehout krijgt. Beide beelden staan in een prachtige balans met elkaar. En natuurlijk laat ik ook deze toren van Babel zien, gebouwd uit berenklauw en genoemd Heracleum Babel: een laat werkuit 2011 dat naturel blijft.”
Wanneer je voor zo’n manshoge berenklauw staat, realiseer je je pas goed hoe indrukwekkend en gestructureerd de natuur is. Wie eenmaal kennis heeft gemaakt met het werk van Buisman, kijkt nooit meer op dezelfde manier naar een boom of plant. Zijn werk is een voortdurende ode aan de natuur.
 
Sjoerd Buisman: een overzicht
30.03 t/m 30.06
CODA
www.coda-apeldoorn.nl

Cees de Boer en Cherry Duyns, Sjoerd Buisman in de tuin van de kunst uitgeverij Waanders € 19995, ISBN 9789491196553
 
 
Copyright 2013 © Etienne Boileau