Accent op vernieuwing

HYBRIDE KUNSTVORMEN ZETTEN DE TOON IN HET NIEUWE STEDELIJK

 

Een record aantal van 657 kunstenaars reageerde op het thema ‘vervagende grenzen’. Twintig van hen zijn uitverkoren deel te nemen aan de openingsexpositie Beyond Imagination. Tableau portretteerde een drietal kunstenaars uit deze nieuwe oogst, die zich bezighouden met  mengvormen van video, installatie en performance.

TEKST ETIENNE BOILEAU   FOTOGRAFIE MAURITS GIESSEN

Volgens Martijn van Nieuwenhuyzen, die samen met gastcurator Kathrin Jentjens ‘Beyond Imagination’ organiseert, gaat het in deze tentoonstelling vooral om kunst met een hybride karakter. Kunstenaars brengen daarin verschillende disciplines met elkaar in verband, zoals sculptuur en performance of workshops en muzikale composities. Het past bij de manier waarop grenzen vervagen: tussen realiteit en fictie, authenticiteit en rollenspel. Daarbij wordt de kunstenaars vaak verwezen naar de ontwikkelingen op het terrein van de politiek, de financiële wereld en de media. 
Van Nieuwenhuyzen:“Voor deze jonge generatie kunstenaars is het heel vanzelfsprekend om een film te maken en daarnaast een performance in de vorm van een lezing te organiseren, of een performance met tekenkunst te combineren. Er zal ook veel video en film te zien zijn, waaronder een intrigerende film op de grens van documentaire en fictie van Eglé Budvytyté. Daarnaast komt er een hyperactief videowerk met een indringende beeldenstroom gecombineerd met een soundtrack van Christian Friedrich. Kunstenaarsduo Eric Bell en Kristoffer Frick hebben voor onze tentoonstelling een nieuwe film gemaakt op basis van het Futuristisch Kookboek van Marinetti uit de jaren dertig. En er is ook wat 'klassiek' werk aan de wand: De Duitse Suzanne Kriemann brengt een bijzondere fotografische installatie, waarvoor ze onderzoek deed in militaire archieven in Washington. Oudste deelnemer is Jan van Toorn die als grafisch vormgever bekend staat, maar nu met een reeks digitale computerprints een ware ode aan de verbeelding brengt. Daarnaast zijn er installaties en performances. En speciaal voor de opening schreef  Rory Pilgrim de hymne 'OPEN' geschreven, een indrukwekkende ode aan het nieuwe gebouw. Ann Goldstein zal in samenspraak met mij en Kathrin Jentjens, voormalig directeur van de Kölnischer Kunstverein  een aantal voorstellen tot aankoop voor de collectie doen. Halverwege de tentoonstelling zal Goldstein bekend maken welke werken worden aangekocht.”
Uit de twintig deelnemers onder wie één kunstenaarsduo, zijn voor dit artikel drie kunstenaars geselecteerd die representatief geacht kunnen worden voor het idee achter Beyond Imagination: De Engelsman Rory Pilgrim, de Duitser Christian Friedrich en de in Zimbabwe geboren James Beckett. Zij hebben de afgelopen jaren een periode op de Ateliers of de Rijksacademie in Amsterdam gewerkt. Beide instituten staan in hoog aanzien, en trekken veel buitenlandse kunstenaars. Aan de deelnemerslijst van Beyond Imagination is duidelijk af te leiden dat in deze talentvolle vijver is gevist; de meeste deelnemers aan Beyond Imagination zijn van buitenlandse origine en volgden een studie aan een van beide instituten. Na zo’n werkperiode lieten ze hun sporen na in experimentele tentoonstellingsruimtes over de hele wereld en vanzelfsprekend en in Nederland.

‘Jongeren moeten in dit museum een stem krijgen’

Rory Pilgrim omhelst de toekomst
Rory Pilgrim (Bristol, 1988) schreef tekst en muziek voor de openingshymne Open.
De tekst kwam tot stand tijdens workshops met de Blikopeners: jongeren met een frisse kijk op kunst die het museum inhuurt voor het geven van advies en rondleidingen.
Met zijn vierentwintig jaar is Pilgrim de jongste deelnemer aan Beyond Imagination. En een bijzonder getalenteerde kunstenaar, want na zijn muziekopleiding aan een koorschool in Bristol doorliep hij ook nog het Chelsea College of Art in Londen. In 2008 kwam hij naar Amsterdam voor een werkperiode aan de Ateliers. Daarna is hij in Nederland gebleven. Met zijn bijzondere muzikale uitvoeringen en op humanistische leest geschoeide teksten weet hij het publiek telkens weer voor zich te winnen.
Ik spreek Rory Pilgrim in het personeelsrestaurant van het Stedelijk. Hij is net terug van een workshop met de Blikopeners, waar hij enthousiast over is:
“De jongeren van BIikopener leveren een belangrijke bijdrage aan de hymne. De teksten die ik gebruik, zijn een reflectie van wat deze jonge mensen bezighoudt: jezelf niet verliezen, eerlijk zijn en moed tonen.
Tijdens zo’n workshop vroeg ik ze te bedenken wat ze belangrijk vonden in hun leven en wat maakt dat dit museum zou kunnen blijven voortbestaan. Ieder van hen maakte een protestbord met slogans als Love, Respect en Mindfuckers. Daarmee gaven ze uiting aan hun kwetsbaarheid, en ik vind dat ze daarom ook in dit museum een stem moeten krijgen.“
Twee jaar terug componeerde Pilgrim al een muziekstuk voor het Stedelijk, toen ter gelegenheid van de opening van de gerenoveerde oudbouw, die samenviel met de presentatie van het programma The Temporary Stedelijk. Op de trappen van het museum bracht een kinderkoor de hymne ‘What has made this building last’ ten gehore. Daarin werd de geschiedenis van het gebouw bezongen met z’n vele protestacties en bezettingen. Het stuk dat hij voor de opening op 22 september ten gehore brengt, bevat veel nieuwe elementen.
Pilgrim: “Nu gaat het me vooral om de toekomst, laten we die omhelzen. Met Ann Goldstein als directeur wordt voor het eerst in de geschiedenis van het museum een matriarchaat gevestigd. Ik heb het muziekstuk de titel ‘Open’ meegegeven. Open in letterlijke zin, maar ook open in de zin van tolerantie, acceptatie, en vrijdenken. Tijdens de opening hoop ik weer te kunnen werken met de Vrouwelijke Fanfare en een kinderkoor. We zijn er nog niet helemaal uit, maar ik wil een soort performance creëren waarin het oude en het nieuwe gebouw samenkomen en tot één gebouw zullen samenvloeien. Op dat symbolische moment zal er een hymne te horen zijn die een gevoel van optimisme over de toekomst teweeg brengt en het hele gebouw vult. Het totaal gaat ongeveer 20 minuten duren, maar het stuk heb ik zo gecomponeerd dat het ook goed verlengd kan worden. Performancekunstenaar Marina Abramovic zei het wel vaker: ‘als iets een uur gaat duren, maak er dan zes uur van.’ ”

Christian Friedrich: hyperactief videowerk
De bijdrage van de Christian Friedrich (Freiburg, 1977) bestaat uit een videoinstallatie met de titel ‘Untiteld 2011’. Een wonderlijke reis door de ruimte, gefilmd vanuit het ruimtestation ISS, met schitterende, nogal schokkerige beelden van onze planeet. Ze worden afgewisseld met enkele op zichzelf staande scènes op aarde. De beelden zijn fraai, maar de soundtrack eronder is hard en neurotisch. Na de nodige omzwervingen, waaronder studies theologie en filosofie, koos Christian Friedrich ( Freiburg, 1977) uiteindelijk voor de kunst. Hij doorliep de Kunstacademie in Karlsruhe en kwam daarna naar Nederland voor een werkperiode aan de Ateliers. Zijn spraakmakende videoinstallaties exposeerde hij - vaak omringd door vreemdsoortige sculpturen - als een soort gemengde expositievorm in galeries als die van Fons Welters en Wilfried Lentz. Friedrichs zware thema’s hebben vaak betrekking op sexualiteit en geweld, omgezet in geënsceneerde situaties. Uitgangspunt is zijn onderzoek naar de werking van onze waarneming. Wat we zien is fictie, samengesteld uit ‘binnenkomende’ beelden en het resultaat van mentale interpretatie.
Een tweekamerappartement met uitzicht op de Brouwersgracht in Amsterdam, vormt het woon- en werkterrein van Christian Friedrich en zijn partner. Friedrich werkt zonder atelier; hij maakt zijn films thuis aan zijn werktafel. Mocht het nodig zijn, dan huurt hij een ruimte. Dat kan een atelier zijn of iets anders, zoals de kerk die hij afhuurde voor de film ‘People Going Home tot die’. Tijdens ons gesprek laat hij me de video ‘Untitled 2011’ zien, die tijdens Beyond Imagination getoond wordt. En hij legt uit waar zijn werk over gaat:
“Ik houd niet van fixed identities of fixed stories; mijn films kunnen op veel verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Niet al te persoonlijk al is mijn privéleven wel voor een deel verweven met mijn werk. Neem de scene in mijn laatste film. Wie was er in de buurt? Mijn eigen vriendje. Dus ben ik begonnen hem op het strand te instrueren voor de camera en dat zag er al heel aardig uit. Later heeft hij ook nog in een zwembad onder water gefigureerd. Maar eigenlijk was dat allemaal toeval. Als kunstenaar wil ik mijn artistieke vrijheid bewust niet beperken tot één model of één bepaalde sexe. Zou ik dat doen, dan kom je in de perceptie van het publiek terecht in stereotypes of in categorieën.”
Voor de film ‘Untiteld 2011’, maakte Friedrich ook gebruik van beeldmateriaal afkomstig van het German Aerospace Centre, dat hij mixte met eigen opnames. Hij is er maanden mee bezig geweest om al die duizenden beelden achter elkaar te monteren. Friedrich vertelt:
“Je ziet weliswaar esthetische beelden, maar de film is ook erg lawaaierig. Zodra de jongen op het strand zijn entree doet, hoor je mijn vervormde stem. Ik heb het geluid in stukken genipt en het een paar keer herhaald. Zo is er een soort electronic sound onder de film ontstaan. Het beeldmateriaal heb ik met behulp van een matrix geordend en de beelden daarna in een bepaald ritme af laten wisselen; alsof het om foto’s gaat die je achter elkaar laat zien. Van de film heb ik ook een negatief gemaakt en die beelden weer met de originele beelden gemengd. Door die negatieve vervorming krijg je tegengestelde of complementaire kleuren, wat de uiteindelijke film spanning geeft. Behalve de omzetting van kleuren, het effect van spiegeling, en de draaiing van opnames heb ik verder geenspecial effects gebruikt: aan een film wil ik kunnen zien hoe die gemaakt is. Aan het eind hoor je opnieuw het geluid van mijn eigen stem dat in delen is geknipt en enig tijd herhaald wordt. Ook hoor je de stem van een vrouwelijke stotteraar. Zij leest gedurende drie minuten de credits van de filmvoor: ‘The artist would like to thank the German Aerospace Centre for granting use of images’. Zij herhaalt steeds dezelfde zin, alsof ze een taaloefening doet. Je hoort haar stotteren, maar je krijgt haar niet te zien: het scherm blijft zwart. Deze laatste drie minuten leveren misschien wel de meest geconcentreerde ervaring van de hele film op.”

‘Dingen bij elkaar brengen die niets met elkaar te maken hebben’

James Beckett’s ‘parell readings’
Handelsmerk van James Beckett (Zimbabwe, Harare 1977) is het gebruik van industriële artefacten in zijn installaties; dat kunnen oude verfspuitreservoirs zijn, maar evengoed archiefkasten. Tijdens Beyond Imagination toont hij een installatie die bestaat uit een verzameling ijzeren opbergbakken, afkomstig uit de autoindustrie. Ze staan los op elkaar gestapeld en er is nogal merkwaardig tekstmateriaal bijgeplaatst: artikelen over een seriemoordenaar, over een dodelijk ongeval en over een paar neergeschoten roofdieren. James Beckett studeerde beeldende kunst aan de Technikon Natal in Durban in Zuid- Afrika. In 2001 kwam hij naar ons land om twee jaar te kunnen werken aan de Rijksakademie.
 Twee jaar later werd hem de Prix de Rome toegekend in de categorie Kunst en Publieke Ruimte. Beckett exposeerde in Napels, Rome en Berlijn en woont al meer dan tien jaar in Nederland.
In één van de hoge kantoorflats in Amsterdam Zuid Oost is het atelier van James Beckett. Op de vijfde verdieping heeft hij als antikraakwacht meer dan 1000 meter tot zijn beschikking. Bij binnenkomst baan je je een weg tussen grote kratten die bestemd zijn voor het vervoer van kunstwerken. Ze worden later die week verscheept naar de Stevenson Gallery in Johannesburg, waar Beckett meedoet aan een groepsexpositie. Later dit jaar krijgt hij op een andere plek in Zuid-Afrika ook nog een solotentoonstelling. Verderop in zijn atelier tref je kamers vol oude machineonderdelen aan. Je ziet er ook de nodige kunstwerken achter glas en ingelijste natuurhistorische vondsten. We lopen door naar een ruimte waarin grote houten raderen opgeslagen staan. Beckett legt uit:
“Dit materiaal heb ik eerder gebruikt in het Zeeuws Museum, waar ik een tijdje onderzoek heb gedaan naar de vaste collectie. Daar is de tentoonstelling Lazarus Taxon uit voortgekomen, waarin ik gebruik maakte van een collectie prehistorische beenderen uit het museum. Die heb ik gekoppeld aan een collectie negentiende-eeuwse machineonderdelen. Die onderdelen had ik in hout nagemaakt en samen met de beenderen aan de muur gehangen. Denk je even in: grote houten tandraderen naast slagtanden van mammoets. De tentoonstellingstitel was Lazarus Taxon. In mijn werk tref je ook fetisjistische elementen aan, want soms moet je je tevreden stellen met een goedkope replica van het origineel en die moet je dan wel weer zien te bezielen.”
We lopen door naar een andere kamer waar een paar stapelingen van ijzeren bakjes en diverse informatiebordjes te zien zijn: Een nogal vreemde combinatie. Het blijkt te gaan om delen van de installatie ‘Park Life’, het werk dat hij in het Stedelijk laat zien. James vertelt:
“Die installatie bestaat uit vier delen. Daarvoorheb ik een aantal groene industriële objecten
door midden gezaagd en daarna opnieuw gestapeld als een soort abstractie. Ervoor heb ik een standaardje gezet met een informatiebord -  zo’n bordje fungeert als uitleg fungeert in een botanische tuin- waarop een artikel te lezen is. Het gaat hier om oude artikelen uit kranten of tijdschriften die ik heb opgespoord. Daarin worden situaties beschreven waarin de natuur en de dood een rol spelen. Eigenlijk een surrealistische setting, want ik houd ervan om dingen bij elkaar te brengen die niets met elkaar te maken hebben. In deze installatie koppel ik artefacten uit de industrie aan een onderzoek naar bizarre gebeurtenissen, zoals het artikel over een seriemoordenaar die zijn slachtoffers in een boom verborg. Mensen die de artikelen lezen, zullen gaan zoeken naar een betekenis en een verband tussen het verhaal en de objecten. Maar in essentie zijn het parallel readings: ze staan op zichzelf, maar wel in dezelfde ruimte.”

Kunstenaarslaboratorium
Beckett, Friedrich en Pilgrim zorgen met de andere deelnemers voor een haast caleidoscopische openingsexpositie. Directeur Ann Goldstein: “Nederland is een belangrijk proefterrein voor kunstenaars uit de hele wereld. Dankzij opleidingen, artist-in-residence-programma’s en alternatieve expositieruimtes - waaronder stedelijk Museum Bureau Amsterdam -  is artistieke vernieuwing hier tot volle bloei gekomen. Beyond Imagination biedt een opwindend en uitgebreid overzicht van de meest recente ontwikkelingen uit dit kunstenaarslaboratorium.


Copyright 2012 © Etienne Boileau