‘Über allen Gipfeln ist Ruh’   

(Johann Wolfgang von Goethe 1749-1832)
 
 
 

Traces and transformations

Reizen door het landschap is een hartstocht die kenmerkend is voor het huidige tijdsgewricht. Meestal gaat het daarbij om  zo snel mogelijk een bepaalde afstand van A naar B te overbruggen, en niet om al wandelend het landschap te  ervaren. Dat laatste gebeurt pas als je het proces van het ruimtelijke en tijdgebonden doordringen van een landschap zijn werk laat doen. De Duitse fotograaf Georg Küttinger reist heel wat af. Hij fotografeert landschappen in eindeloze digitale reeksen, waarbij hij de nadruk legt op specifieke karakteristieken, sporen en transformaties. Voor zijn fotowerken kiest hij geen gefixeerd standpunt; hij stelt zich daarentegen veel meer op als remixer die voor elk landschappelijk fotowerk een volledig nieuw beeld samenstelt, en als jongleur die binnen één en hetzelfde fotowerk tientallen mogelijkheden voor interpretatie schept.
 
Küttinger fotografeert een onderwerp op verschillende tijdstippen en vanuit verschillende standpunten, waardoor een fragmentarische landschapsstudie ontstaat. Door samenvoeging van die verschillende landschappelijke fragmenten ontstaat een heel ‘nieuw’ landschap, of nog beter: de mogelijkheid van een landschap. Digitale fotografie en bijbehorende computertechnieken stellen Küttinger in staat uit honderden opnames landschappen samen te stellen, die vaak gebaseerd zijn op meervoudige perspectieven waarin tijdsgebonden en ruimtelijke aspecten elkaar overlappen. Zijn landschapopnames ontstaan in de gebieden die hij doorkruist en krijgen in de loop van het artistieke proces een remix door verregaande transformaties. Aan de basis van Küttinger’s transformaties staat een eerste onderzoek naar de gebieden die hij wil vast leggen. Daarbij kunnen reisverhalen, bestaande luchtopnames, en landkaarten een aanleiding vormen voor een eerste idee. Het hieruit resulterende concept wordt later in een schets op papier gezet. Eenmaal in zo’n gebied aangekomen, kijkt hij of de perspectieflijnen die hij in zijn schets heeft staan, ook daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Is dat het geval, dan doorkruist hij al fotograferend het terrein, en loopt er ook nog een keer omheen. Op die manier maakt hij honderden opnames vanaf verschillende standpunten. Vaak legt hij hetzelfde landschap op verschillende tijdstippen en onder wisselende weersomstandigheden vast. Neem de foto Huitrages waarvoor hij de drooggevallen oesterkwekerijen voor de Bretonse kust van Frankrijk fotografeerde. Daarvoor onderzocht hij hoe de oesterbanken onder invloed van lichtinval, het weer, en voor een deel ook door het getij, in hun verschijningsvorm  veranderen. In Huitrages, dat wel wat weg heeft van een aquarel, gaat het hem vooral om kleur en ruimte. Elke oesterbank in het werk is afzonderlijk gefotografeerd en later één voor één, net als in een schilderkunstig proces, in het grotere geheel geplaatst. Eventuele opnames vermenigvuldigen of naderhand bijkleuren van een fotowerk op de computer wijst Küttinger resoluut van de hand.
 
Is bij Huitrages sprake van een focus op licht en kleur, in het werk Polders waarvoor de polderlandschappen rondom Amsterdam als onderwerp dienden, ligt de nadruk vooral op de betekenis van de ruimte. Polders bevat tientallen horizonnen en verschillende kijkrichtingen, die gevoed worden door sloten; sloten en kanalen geven immers vaak structuur en richting aan het Hollandse landschap. Het oorspronkelijke landschap en de daaraan gekoppelde starre, geometrische structuur zijn in Küttinger’s Polders helemaal verloren gegaan, doordat hij zich al fotograferend in een richting is gaan bewegen tegengesteld aan die van de sloten. Daardoor ontstond een bijna abstract grafisch beeld met talloze perspectivische zichtlijnen die elkaar kruisen of overlappen. In welke richting je in dit fotowerk ook kijkt, vroeg of laat stuit de blik van de beschouwer op een horizon in het door vakken verdeelde landschap. Toch hebben de fotowerken Huitrages en Polders, hoe verschillend ze ook zijn, wel degelijk raakvlakken: in beide werken focust Küttinger op sporen die door de mens in het landschap zijn achtergelaten. Door die sporen uitvergroot weer te geven, toont hij de impact die dergelijke ingrepen op het oorspronkelijke landschap hebben. Het is daarbij niet zijn opzet om een dergelijk cultuurlandschap te reconstrueren; het gaat hem er eerder om de aanhoudende veranderingen die in het beeld ontstaan, steeds verder door te voeren en als
een mogelijke fotografische interpretatie van een landschap te presenteren.
 
Dat ligt anders in Küttinger's berglandschappen. Hier is de natuur zelf aan het werk. In zijn adembenemende foto’s van majestueuze bergtoppen draait het vooral om onze waarneming van de natuur en hoe die natuur door de daaraan gekoppelde transformatie van de werkelijkheid opnieuw in een foto gevangen  wordt. Zo zijn in de panoramafoto Aletsch - gemaakt vanaf 3200 m hoogte - de verschillende hoeken waaronder Küttinger fotografeerde, bepalend voor de uitkomst. Het eindresultaat is verbijsterend, want je vraagt je bij deze gletsjerfoto af: hoe moet ik hiernaar kijken? Een eenduidig antwoord is er niet. Küttinger reikt ons met Aletsch tientallen kijkrichtingen en alternatieven aan: ook hier mogen wij het landschap naar eigen idee interpreteren, en uiteindelijk ons eigen beeld samenstellen. Hoe krijgt hij dat voor elkaar ? Bekijken we eerst de geografische ligging van de Aletsch. De gletsjer loopt van noord naar zuid tussen de Alpen van het Berner Oberland  en van het Wallis. Hij vertoont halverwege een kromming naar het westen om daarna parallel aan het Rhônedal uit te waaieren. Het parcours beslaat in totaal zo’n  15 km. De opnames op de voorgrond van Aletsch zijn gemaakt vanaf verschillende standpunten op de noordzijde. Daarna heeft Küttinger zijn camera naar het zuiden gericht en de Mönch, Jungfrau en Eiger gefotografeerd, die je in de foto Aletsch op de voorgrond van links naar rechts ziet, maar dan vanaf de zuidzijde. Achter deze bergketen ligt een tweede keten met wederom Mönch, Jungfrau en Aiger; dit keer vanaf de noordzijde gefotografeerd. Datzelfde geldt voor de Aletschhorn, die Küttinger zowel vanuit de noord-zuidhoek als van de zuid-noordhoek gefotografeerd heeft. Deze opnames van de Aletschhorn zijn op verschillende plekken in het panorama als zijdal gemonteerd. En dan de achtergrond: daar zijn opnames te zien die van zuid naar noord zijn gemaakt, beginnend bij de Echishorn.
Uiteindelijk zijn al deze honderden opnames daarna op de computer tot één groot panoramisch landschap gecomprimeerd. Aletsch doet met name door zijn ruimtelijke opzet en de wijze van totstandkoming sterk denken aan een schilderij. Het fotowerk representeert de totale vrijheid; je kunt er uren lang in ronddwalen en je overgeven aan bespiegelingen. Het brengt het gevoel bij je boven dat Goethe in het gedicht Wandrers Nachtlied II beschreef, en waarvan hij de tekst in 1780 op de wand van een jachthut op de Kickelhahn bij Ilmenau in  Thüringen kerfde:

 

Een Zelfde

Boven alle heuveltoppen
Hangt een serene sfeer
In alle boomtoppen
Daalt nu gauw
De stilte neer
De vogelzang is reeds verstomd
Wacht maar, weldra komt,
Ook rust voor jou
 
 
Een gedicht dat over de schoonheid van de natuur en de vergankelijkheid gaat. De serene natuur op de heuveltoppen valt in dit gedicht langzaamaan stil en dwingt ons tot nadenken; “het leven is breekbaar en kan zo eindigen”, lijkt Goethe hier te willen zeggen.
Ook Küttinger’s foto Aletsch brengt ons in een contemplatieve stemming en straalt rust uit; maar een bedrieglijke rust. Want hoe langer je naar dit beeld  kijkt, hoe meer het zich aan je lijkt te onttrekken. Naast of juist na het contemplatieve moment gaat het ook irritatie oproepen, wat sterk samenhangt met de manier van tot stand komen en het daarmee gepaard gaande spel tussen werkelijkheid en waarneming. De verschillende lagen en kijkrichtingen in dit fotowerk blijken onverwachte mogelijkheden voor waarneming en interpretatie te bieden.  
 
In 2010 was Georg Küttinger korte tijd in Nederland en maakte er opnames voor het fotowerk Zeeland. Het was zijn opzet om in deze foto de getijden van een strandlandschap in een foto te vangen, en de impact te laten zien die het komende en gaande water op zo’n landschap heeft. De verhouding tussen horizon en landschap verandert namelijk permanent door de wisseling van de getijden en de daarmee gepaard gaande bewegingen van water en golven. Op de foto zie je dan ook her en der het zeewater tussen de strandpalen opkomen en zich dan even later weer snel terugtrekken. Sta je recht voor dit  fotowerk, dan lijkt het of de kustlijn in beweging is. De voorstelling doet voorkomen alsof het landschap zijn begrenzing in die kustlijn vindt, maar dat is slechts schijn. De kustlijn verandert immers permanent onder invloed van de zee en het getijde; en daarmee doet de factor tijd in Zeeland zijn intrede. Uiteindelijk is Zeeland bovenal een minimalistisch fotowerk dat in zijn verschijningsvorm sterk doet denken aan een barcode. Tegelijkertijd roept deze foto over de Zeeuwse kust muzikale associaties op met de compositie Canto Ostinato van de Nederlandse componist Simeon ten Holt: minimalistische muziek voor vier vleugels, gebaseerd op herhaling en tonaliteit. Urenlang klinkt steeds hetzelfde thema, dat in de loop van de compositie in geringe mate wordt gevarieerd en dan steeds weer door een andere vleugel wordt overgenomen. Ten Holt’s muziekstuk gaat over de gang van wanorde naar orde en blijkt in zijn chaotische muzikale structuur toch ook weer bijzonder gestructureerd te zijn. Een positief, opwekkend muziekstuk dat raakvlakken heeft met de vele ritmes, structuren en lagen die je naar analogie in de fotowerken van Georg Küttinger aantreft. In zijn fotowerken, die veel met schilderkunst gemeen hebben, treedt hij het oorspronkelijke landschap interpreterend tegemoet. Hij toont het in al zijn grootsheid, weidsheid en verscheidenheid en benadrukt de structuren die het zijn opmerkelijke verschijningsvorm geven.
 
 
 Copyright © 2012 Etienne Boileau