Cross-overs in de kunst: Johan Tahon


Kunstenaars die de gebaande paden verlaten en het avontuur aangaan, ontwikkelen vaak spannende cross-overs. Door zich op een totaal ander medium te richten dan waartoe ze zijn opgeleid of een bijzondere mix aan media toe te passen, krijgt hun werk een nieuwe dimensie. In een ver verleden volgde Johan Tahon beeldhouweronderwijs aan de Academie voor Beeldende Kunst in Gent. Tegelijkertijd werden hem op diezelfde academie de fijne kneepjes van het keramistenvak bijgebracht. Uit die mix zijn fascinerende, eigentijdse beelden ontstaan, waarin het maakproces goed te zien is. Komend jaar heeft Tahon twee grote museale presentaties in ons land.

Door Etienne Boileau

Een vrijstaande boerderij uit de jaren dertig voorbij Gent dient als woonhuis, kantoor en atelier. Binnen staat een overvloed aan beelden: groteske mensfiguren in keramiek, een paar melancholische gipsen koppen op houten sokkels, en her en der een abstract bronzen beeld. Ik praat in zijn kantoor annex woonhuis met Johan Tahon (Menen, 1965). In de verte zien we de glooiende heuvels van de Vlaamse Ardennen.

Waarom bent u kunstenaar geworden?
“Ik maakte op mijn vijftiende al beelden. Als kind ben ik begonnen met klei te werken op een weekendonderwijs in Menen. Wat spel was, groeide geleidelijk aan naar sculptuur.”

Op uw negentiende ging u naar de Academie in Gent. Hoe was het onderwijs daar?
“Zeer goed, daar ben ik begonnen met beeldhouwen, maar de keramiek heb ik er niet losgelaten. In die tijd zaten de afdeling keramiek en beeldhouwen naast elkaar in een aparte vleugel van het hoger kunstonderwijs. Er was veel onderling contact. Alles wat als ruimtelijk werd gezien, werd indertijd op de academie samengestoken.”

In de jaren negentig werd u ontdekt door Jan Hoet, hoe ging dat in z’n werk?
“Ik leefde in die tijd in redelijke armoede. Ik maakte mijn gipsen beelden omdat dat voor mijn eigen psyche noodzakelijk was, maar geloofde niet dat er een plaats voor bestond. Jan was totaal verrast toen hij op mijn atelier kwam, hij heeft mijn werk in zijn museum (S.M.A.K. te Gent, red) gebracht en dat werd meteen een enorm succes.”

Welke betekenis hebben die grote gaten in uw keramieke beelden?
“Heel veel van de dingen in mijn werk gebeuren eerst als een soort van praktische oplossing of experiment. Die gaten maakte ik in eerste instantie om het beeld in keramiek wat lichter te maken, makkelijker te transporteren en sneller te drogen. Op een bepaald moment kregen die gaten ook een psychologische betekenis. Denk aan een trauma; daarbij valt de grens tussen binnen en buiten weg, tussen wie je zelf bent en wat de wereld is. Die grens wordt bij trauma overschreden, zegt men in de psychologie.”

Gaat uw werk over het onderbewustzijn, waarin bij menigeen het nodige puin rondzwerft?
“Een heel sterke zin die je daar vertelt en die ik onmiddellijk begrijp. Inmiddels is bewezen dat trauma’s uit het verleden ook genetisch worden doorgegeven. Dit soort puin begrijp ik wel. Mijn leven lang ben ik bezig met psychologie, met een soort zelfonderzoek. Het meeste aansluiting vind ik bij die mensen die een soort van mystiek verlangen kennen en een contemplatieve manier van leven hebben.”

Ziet u zichzelf als een spirituele zoeker?
“Zeker, ik blijf ergens wel bij een soort nuchterheid, maar er bestaat voor mij ook een vorm van spiritualiteit die ik zelf het liefst binnen het christelijke houd. Ik heb mijn interesse in het sjamanisme en het boeddhisme gehad, in de dieptepsychologie van Jung, en eigenlijk in zoveel bewegingen. Maar met de grote mystici binnen het christendom en de soefi beweging voel ik het meeste verwantschap; daarbinnen is genoeg kennis aanwezig.”

In Hannover is recentelijk uw beeld Zwillinge geplaatst, was dat een moeilijke opdracht?
 
“Dat werk heb ik gemaakt in opdracht van de Evangelische Landeskirche. De negatieve rol van die kerk tijdens de Holocaust speelde daarbij een belangrijke rol. Ik heb twee bijna identieke figuren naast elkaar geplaatst, om het beeld te laten lezen als een tweeling binnen het religieuze en om te vragen ‘waar zit het verschil’? Ernaast staat een laddervorm waarmee je een soort spirituele klim kunt krijgen. De ladder is eigenlijk ook de rug van een boek.”

Als ik naar uw werk kijk, krijg ik ook associaties met carnavalsfiguren op praalwagens.
“Dat soort folklorebeelden zijn ontstaan in de Middeleeuwen en bestaan ook nu nog. Mijn werk is er zeker familie van. Maar je vindt in mijn werk ook Egyptische elementen, steles en totemvormen. Zo’n beetje de hele geschiedenis van de beeldhouwkunst zit in wat ik doe. Het werk schommelt wel altijd tussen figuratie en abstractie.”

Uw tentoonstellingen in het Bonnefantenmuseum en in het Princessehof lopen een jaar. Wat laat u er zien?
“In het Princessehof in Leeuwarden toon ik vooral keramische beelden. In het Bonnefantenmuseum  in Maastricht krijg ik vier zalen met daarin sculpturen van keramiek, gips en brons. In een van die zalen maak ik een ateliersituatie zoals hier. Chaotisch; de beelden staan opeen gepakt alsof ik er zelf aan het werk ben.”

* Monk, Keramiekmuseum Princessehof Leeuwarden, 2 dec 2017 t/m 25 nov 2018
* Beating around the bush Episode #5, Bonnefantenmuseum Maastricht, 26 jan t/m 2 dec 2018 

 Copyright 2017 © Etienne Boileau
 



Johan Tahon, Amande Noir, 2012, gips, 79 x 38 x 37 cm, foto G.J. Hoogland